Ik bedenk mij.
Ik zeg altijd dat ik van nature lui ben en veel mensen zien dat als een contradictie in termi omdat ze mij elke vrije minuut zien steken in mijn kunstenaarschap.
Maar ze hebben het mis. Zolang ik mij van mijzelf bewust ben doe ik niets liever dan voor mij uit staren en verzonken zijn in gedachten. Natuurlijk zat ik ook op voetbal maar daar voelde het bijna alsof mijn lichaam dit deed en niet ik. Belijdenis is iets van de geest. En ik had slechts belijdenis met denken.
Ik tekenende veel in die tijd. Maar tekenen was eigenlijk niets meer als het structureren van gedachten. De tekening op zichzelf was niet het doel de bezigheid verschafte denkruimte.
In mijn mavo tijd ben ik dit kwijtgeraakt en ook het tekenen werd minder. Lezen werd mijn passie. Ik las 3 (kinder)boeken in de week ook hier is het denken de motor. In zekere zin niet mijn gedachten en betrof het vaak een mentale belevenis.
De werkelijkheid heeft de neiging mijn gedachten niet te overstijgen op belevenisvermogen.
Pas op de kunstacademie en eigenlijk pas in de jaren erna heb ik het weer hervonden. De tekening zelf is niet het doel. Het zijn de gedachten waarin ik vertoef; de tekening is slechts een middel om gedachten vrij te maken en nieuwe associaties te laten maken. De tekening zichzelf.
Merk nu ik meer en meer schrijf, en eigenlijk niet meer teken, het schrift ook deze kwaliteiten heeft al is het meer doelgericht en onderhevig aan volgorde. En waarschijnlijk zijn mijn gedachten nu in deze fase. Doel en mening opgedrongen door ratio gevoed door idealisme en werkelijkheid (of wat er voor doorgaat).
Een tekening is anarchisme. Mijn gedachten dartelen in de wei van oneindigheid. Verleid door alles zonder criteria. In een contante extase.
6